Maria Tesselschade – Tesselschadestraat

Maria Tesselschade Roemer Visscher was dichteres, zangeres en glasgraveerster. Ze was door haar vader zo genoemd vanwege door hem geleden averij op de rede van Texel van 44 volgeladen koopvaardijschepen op 24 december 1593. Ze had het talent, de kennis en ook de ambitie om even goed te schrijven als de ‘grote’ Nederlandse auteurs van haar tijd. Ze kende Hooft, Bredero, Cats, Vondel, Huygens en Barlaeus, omdat haar vader Roemer Visscher thuis artistieke avonden organiseerde. Dankzij een moderne en veelzijdige opvoeding wist ze veel van literatuur, kende ze Frans, Italiaans en een beetje Latijn. Ze was trouwens helemaal artistiek aangelegd want ze schilderde, bespeelde verschillende muziekinstrumenten en kon prachtig glas graveren.

In 1623 trouwde ze met de zeeofficier Allard Crombalch. Het paar ging in Alkmaar wonen en het contact met de andere dichters nam af. Totdat een ramp gebeurde. In 1634 stierven onverwacht op één dag Visschers oudste dochter Teetgen en haar man. Dit is Gods wil, daar moet ik me in schikken; ik huil van binnen maar niet van buiten, schreef ze.

Door haar werk en haar zelfstandige houding, door de reacties van haar tijdgenoten en door haar bijzondere naam werd ‘Tesselschade’ in kunstenaarskringen al in de zeventiende eeuw legendarisch. Ze ging zelfs de literatuurgeschiedenis in zonder achternaam. Toen de negentiende-eeuwse geschiedschrijvers zochten naar geschikte modellen uit het verleden waarop Nederlanders trots konden zijn, lag het voor de hand om ‘Tesselschade’ uit te kiezen. Ze werd opgehemeld als ideale vrouw: kunstzinnig, verstandig, mooi en deugdzaam. Rond 1870 kozen feministes van het eerste uur haar als inspiratiebron voor een vereniging om zelfstandige vrouwen financieel te steunen: Tesselschade-arbeid adelt.

In januari 2015 woedde er een grote nieuwjaarsbrand in Alkmaar. Daarbij werden diverse belangrijke panden aan de Langestraat verwoest. Ook het huis waar Maria Tesselschade ruim 20 jaar heeft gewoond. Tijdens archeologisch onderzoek op het perceel van Maria Tesselschade, is een beerput gevonden. In deze beerput zijn naast persoonlijke spullen, ook fragmenten gegraveerd glas, een ring en een schoen aangetroffen. Na bestudering van het vondstmateriaal  is vastgesteld dat deze eigendommen met zekerheid van Maria Tesselschade Roemers Visschers zijn geweest.

Bronnen: https://www.literatuurgeschiedenis.nl/goudeneeuw/literatuurgeschiedenis/lgge010.html; https://stedelijkmuseumalkmaar.nl/nu-te-zien/verwacht/maria-tesselschadehttps://nl.wikipedia.org/wiki/Maria_Tesselschade_Roemers_Visscher. Foto erfgoed Alkmaar

 

 

Prins Hendrik (Prins Hendrikstraat)

Hendrik Wladimir Albrecht Ernst (Schwerin, 19 april 1876 – Den Haag, 3 juli 1934), Prins der Nederlanden, Hertog van Mecklenburg, geboren als Heinrich Wladimir Albrecht Ernst Herzog zu Mecklenburg, was de echtgenoot van koningin Wilhelmina der Nederlanden.

Hendrik en WPrins Hendrikilhelmina waren familie van elkaar. Tsaar Paul I en diens vrouw Maria Fjodorovna waren hun gemeenschappelijke overgrootouders. Het paar verloofde zich op 16 oktober 1900. Hendrik ontving op zijn trouwdag de titel Prins der Nederlanden met het predicaat Koninklijke Hoogheid, maar niet de door de Mecklenburgers geëiste titel Prins van Oranje. Zijn voornaam en roepnaam Heinrich werd op zijn huwelijksdag officieel vernederlandst naar Hendrik. Omdat Wilhelmina het huis Oranje-Nassau hoger achtte dan het huis Mecklenburg, bepaalde zij bij Koninklijk Besluit dat haar nazaten de titel Prins(es) van Oranje-Nassau zouden voeren vóór die van Hertog(in) van Mecklenburg.

 

 

Het huwelijk tussen de goedmoedige landedelman Hendrik met zijn boertige humor en de strenge en plichtsgetrouwe Wilhelmina was als slecht te kenschetsen. Het echtpaar groeide uit elkaar. Wilhelmina had een hoge plichtopvatting waarvoor bij haar achterneef geen ruimte was. Een ander groot probleem was zijn voortdurende geldgebrek, hoewel hij tijdens zijn gehele huwelijk jaarlijks van zijn echtgenote een bedrag kreeg van 100.000 gulden. Hendrik kreeg geen toelage uit de Nederlandse staatskas. Zijn hobby’s kostten veel geld en er werd van hem verwacht dat hij als eerste geld gaf aan nieuw opgezette goede doelen. Ook voorzag hij zijn armlastige familie in Duitsland van geld. Zijn financiële toestand verslechterde toen na de Novemberrevolutie in 1918 zijn groothertogelijke toelage wegviel van omgerekend ongeveer 27.000 gulden op jaarbasis. Het onderhoud op zijn landgoed Dobbin drukte sindsdien zwaar op zijn uitgavenpatroon, evenals maitraisses. Schandalen waarin Hendrik verwikkeld raakte, mede door pogingen geldbronnen aan te boren, maakten het huwelijk er niet beter op. Pas na zijn dood in 1934 zou Wilhelmina Hendrik beter leren begrijpen en begon zij zijn karakter zelfs te idealiseren. Samen kregen ze in 1909 een dochter, Juliana.

Bron: wikipedia: https://nl.wikipedia.org/wiki/Hendrik_van_Mecklenburg-Schwerin

 

Martinus Theunis Steijn  | 1857 – 1916 | President van de Oranje Vrijstaat

Martinus werd geboren op in Rietfontein in het district Winburg op 2 oktober 1857 als zoon van Marthinus Steijn senior. Steijn bezocht het Grey College in Bloemfontein. In Nederland volgde hij het gymnasium te Deventer en daarna studeerde hij in Leiden en Londen.

Wat is de Oranje Vrijstaat?
De Oranje Vrijstaat, voorheen Transoranje of Transgariep, was een onafhankelijk land in Zuidelijk Afrika in de tweede helft van de 19e eeuw dat geregeerd werd door de Nederlandstalige Boeren. De hoofdstad van de republiek was Bloemfontein. De Vrijstaat was genoemd naar de Oranjerivier, die op zijn beurt weer vernoemd was naar het vorstenhuis van Nederland, de Oranje-Nassaus. Het gebied leeft voort in de huidige Zuid-Afrikaanse provincie Vrijstaat.Marthinus_Theunis_Steyn (1)

Toen Steijn terug kwam in de Oranje Vrijstaat vestigde hij zich als advocaat in Bloemfontein. In 1889 werd hij benoemd tot procureur-generaal aan het hooggerechtshof van de Oranje Vrijstaat. Al snel werd hij daar tot rechter benoemd. Zijn rechtspraak verschafte hem een goede reputatie. In 1895 stelde Steijn zich kandidaat als president na het ontslag van Francis William Reitz. Zijn tegenstander John George Fraser streefde sterkere banden met de Britse Kaapkolonie na, terwijl Steijn juist meer met de Zuid-Afrikaansche Republiek (Transvaal) wilde samenwerken. Vlak voor de verkiezing vond daar de Jameson Raid plaats, waardoor zijn pro-Transvaalse standpunten extra gehoor vonden.

Wat is de Jameson Raid?
De Jameson Raid (29 december 18952 januari 1896) was een onsuccesvolle inval van een Britse militie in de Zuid-Afrikaansche Republiek (Transvaal). De bedoeling was  een opstand van de voornamelijk Britse gastarbeiders, de zogenaamde uitlanders, uit te lokken, maar dit gebeurde niet. De raid was een van de aanleidingen voor de Tweede Boerenoorlog.

De verkiezing in februari 1896 won Steijn overtuigend (6877 tegen 1367 stemmen) van zijn opponent Fraser. Hij werd daarmee de zesde en naar later bleek de laatste president van de Oranje Vrijstaat. Hij zou deze functie tot 1902 bekleden.

In 1899 probeerde hij de spanningen tussen Transvaal en het Verenigd Koninkrijk te bedaren met de Conferentie van Bloemfontein, maar nadat deze mislukte leek oorlog onvermijdelijk. Aan de vooravond van de Tweede Boerenoorlog, sloot Steijn een bondgenootschap met Transvaal om samen tegen het Britse rijk op te trekken. Bij zijn ultimatum aan Engeland zei hij: “Ik verlies liever de onafhankelijkheid van de Vrijstaat met eer, dan dat ik het behoud met bedrog”. Toen de Britten Bloemfontein innamen, vluchtte Steijn met zijn regering en speelde een sleutelrol bij het voortdurende verzet van de Boeren en de guerrilla-acties die daaruit voortvloeiden.

Toen een Britse legereenheid onder leiding van generaal Broadwood tegen het aanbreken van de ochtend van 11 juli 1901 de Vrijstaatse regeringsleiders overrompelden in het plaatsje Reitz en daar een grote geldschat en de staatsarchieven buitmaakten en de regeringspersonen gevangennamen, wist Steijn op het nippertje te ontsnappen. Zijn bediende Jan Ruiter kon hem net op tijd wekken, zijn paard zadelen en zelf op een ander paard springen. Soldaten die hem aanhielden kon Ruiter misleiden door op te merken: “Just an old Boer”, waarop ze afzagen van een achtervolging op Steijn. Na het gevecht werden Ruiter en andere Afrikanen ongemoeid achtergelaten, waarna hij zijn baas weer opzocht.

Steijn werd beschouwd als een van de meest onverzettelijke leiders van de Boeren. Toch nam hij deel aan de vredesonderhandelingen in Klerksdorp in april 1902. Door ziekte kon hij niet aanwezig zijn bij de ondertekening van de Vrede van Vereeniging op 31 mei in Pretoria en werd afgelost door generaal Christiaan de Wet. In juli 1902 vertrok hij naar Europa, waar hij tot 1904 zou blijven. Nadat hij een eed van trouw aan de Britse kroon had afgelegd keerde hij terug naar Zuid-Afrika. Alhoewel hij slechts gedeeltelijk hersteld was, nam hij weer deel aan de actieve politiek. In 1908-1909 was hij vicepresident van de Closer Union Convention. Hij werd er onderscheiden voor zijn houding als staatsman en het opkomen voor de rechten van de Nederlandse gemeenschap.

Steijn stierf op 28 november 1916 tijdens een toespraak voor een vrouwenvereniging in Bloemfontein. Hij werd daar begraven bij het Vrouemonument.

 

Met dank aan Wikipedia.

 

 

Het St.Elisabethgesticht

Het St.Elisabeth gesticht was gelegen aan de Emmastraat ongeveer ter hoogte van de tuinen van het huidige huize Augustinus aan de Van Everdingenstraat.

Het gesticht is in 1896 gebouwd als een Rooms-Katholiek ziekenhuis met de zusters Augustinessen als verpleegsters. Lange tijd is het Rooms-Katholieke geloof op de achtergrond geweest, maar na het midden van de 19de eeuw komt daar verandering in. Na die tijd verrezen er veel kerken en werden er onder meer Rooms-Katholieke ziekenhuizen opgericht. Het St.Elisabeth gesticht is opgericht in Alkmaar in navolging van het succes van St.Hippolytusgesticht en de congregatie van de Zusters Augustinessen van barmhartigheid te Delft.FOT429

De geschikte plek werd gevonden aan de Emmastraat en op 27 december 1897 opende het gesticht haar deuren. Bij de opening was er een moeder overste en 10 zusters werkzaam. Het ziekenhuis liep al snel erg goed en bouwde in een heel korte periode een goede naam op. In het eerste jaar werden er 151 zieken opgenomen en werden er 98 operaties uitgevoerd. Het telde 24 bedden die verspreid waren acht kamers voor de klasseverpleging met maar één bed en twee zaaltjes met ieder acht bedden.

Ook niet katholieke patienten konden worden opgenomen in het ziekenhuis. Vanaf november 1901 stelde moeder overste twee zusters beschikbaar als wijkverpleegster.

Het Elisabethgesticht was behoorlijk gevanceerd, in november 1895 werden de x-stralen ontdekt door Röntgen. En kort 1900 werd in Alkmaar het eerste ‘röntgeninstituut’ geopend in het St.Elisabeth gesticht. In een gemeenteverslag uit 1918 wordt melding gemaakt van dat er in dat jaar 96 röntgenfoto’s werden gemaakt en 80 patienten werden behandeld met ‘zon- en röntgenstralen.

In 1906 werd er naast het gesticht een zenuwpaviljoen gebouwd dat al gelijk vanaf de opening goed bezet was. In 1912 was het complex te klein geworden en werd er in 1913 een nieuwe refter en kapel bijgebouwd.

Nog in datzelfde jaar maakte het bestuur plannen bekend voor de bouw van een nieuw ziekenhuis met minstens 200 bedden. In 1925 werd er een stuk grond van 3 hectare aangekocht aan de Van Everdingenstraat en op 11 juli 1925 is de eerste steen gelegd. In 1927 werd het ziekenhuis ingewijd en het oude St. Elisabeth gesticht deed toen dienst als bejaardeninrichting Huize Augustinus. In het nieuwe ziekenhuis werkten 59 zusters Augustinessen en twee zusters Ursulinen uit Bergen. In de loop van de tijd kwamen er ook steeds meer lekenzusters.

In 1975 is het St.Elisabeth gesticht gesloopt en werd er een nieuw rusthuis voor de zusters gebouwd aan de Van Everdingenstraat

 

Nancy de Jong-Lambregts

Geraadpleegde literatuur:

VIS, G.N.M. 650 jaar ziekenzorg in Alkmaar: 1341-1991. Hoofdstukken uit de geschiedenis en voorgeschiedenis van de Alkmaarse zieken- en gezondheidszorg.
Hilversum Alkmaar, Uitgeverij Verloren – Medisch Centrum Alkmaar, 1991.

Vis, G.N.M., ‘Weldadigheid in nieuwe kaders. Sociale hulp, medische zorg en stadsreiniging’ in ‘De geschiedenis van Alkmaar’, blz 465- 480.

Buitenplaats Stadwijk

Ter hoogte van de Kennemerstraatweg en de Blekerslaan stond aan het begin van de negentiende eeuw Buitenplaats Stadwijk.buitenplaats stadwijk De buitenplaats met een poort gemaakt van walviskaken was eigendom van Timon Hendrik Blom, zoon van Simon Blom en Alida de Meester. Timon Hendrik Blom was een zeer welgesteld en was boekhouder van de zoutketen en eigenaar van een ijzerwarenhandel en spijkermakerij. Hij was gehuwd in eerste echt met Anna Bucerus, in tweede met Guurtje Bruinvis en overleed op de buitenplaats op 28 mei 1843.

Bron: http://www.regionaalarchiefalkmaar.nl/beeldbank/99f765ee-f94e-452e-a731-bc166580cfeb

 

 

Stichting Paling Van Foreest en Ringershofje

Als filiaalhofje van het in 1680 door Lourens van Oosthoorn gesticht provenhuis aan de Langestraat werd in 1901 de U-vormige Stichting Paling Van Foreest (Steijnstraat 14-26/50-70) gebouwd naar een neorenaissance-ontwerp van H.G.Th. Mann. Hewt was bestemd voor vijftien “hulpbehoevende weduwen of bejaarde dames”.  Aannemer was de firma F.H. Ringers & Zoon te Alkmaar. Op 10 september 1901 werd de eerste steen gelegd door jonkvrouwe J.E. van Foreest. Het gebouw ligt in een U-vorm rond een binnenhof, dat via een poortgebouw op de Steynstraat is ontsloten. De dwarsvleugel linksachter werd reeds kort na de bouw met vier kamers verlengd. De voortuin van het hofje wordt van de openbare weg gescheiden door een ijzeren spijlenhek dat het gebogen verloop van de straat volgt en vermoedelijk dateert uit de bouwtijd. Ringershofje

Het complex werd in 1951-’52 uitgebreid aan de Paul Krugerstraatzijde met de Ringershof naar ontwerp van C.D. van Reijendam. In 1986-’87 werd het gerenoveerd. Binnenkort wordt het Ringershof gesloopt en worden er nieuwe woningen gebouwd.

Bron: http://www.regionaalarchiefalkmaar.nl